
Samen ploegen wij door de blubber van de polder, welwillend opengesteld door de boer. We sluiten ons aan bij een stuk of twintig vogelaars die het beestje wel hebben gezien, maar -zo gaat het vaak- nu niet meer in beeld hebben.
Ik wandel wat door de wei, los van de groep, als er een oploopje ontstaat, tweehonderd meter bagger van mij vandaan. De vogel is weer terug. Deze Afrikaanse Woestijngrasmus die normaal in de omgeving Sahara voorkomt, is nog nooit boven Rome-Alicante gezien, laat staan in Nederland. Het is een klein vogeltje, maatje Pimpelmees, en hij verschuilt zich nu vooral in het rietafval. Ik zie de vogel voor het eerst op ruim honderd meter, dus veel te ver voor een goede plaat. Gelukkig vliegt het beestje terug naar de groep vogelaars, alleen sta ik dan -natuurlijk- aan de verkeerde kant van de sloot. Met moeite maakt ik wat plaatjes, nu op een meter of dertig. De beschadigde staart, wat kan duiden op een kooi-vogel, komt goed in beeld; het lijkt mij dat deze jonge vogel nog in de rui is.
Ik vis Robert en Frank uit de wei, en bagger weer terug. Ik hoor dat de omstanders wat jaloers zijn op mijn positie van de afgelopen tien minuten. Ik begrijp dat wel!
Als nette jongetjes stoppen wij ons schoeisel in plastic zakken achter in de auto en besluiten nog even bij die andere Afrikaan langs te gaan; de Witkruintapuit in Oegstgeest. Voor Robert nog nieuw, en leuk om nog eens te zien.
Ook deze vogel werkt lekker mee. We zien de zwart-witte Tapuit al vanuit de auto, en ook deze komt naar ons toe. Alhoewel duidelijk is dat de conditie van de vogel terugloopt, blijft het een prachtig diertje.
We zien de vogel een worm vangen en opeten. Dat geeft nog wat hoop. Met de aankomende winter zullen de twee insecteneters zware tijden tegemoet gaan.
Of deze vogels iets waard zijn op de levenslijst moet nog blijken. Twee woestijnsoorten die plots in Nederland verschijnen is tenminste vreemd, maar ach..... Het zijn ook mooie vogeltjes die je maar een keer gezien kunt hebben!